De Opiumwet

De Opiumwet is een wet uit 1928, die een eerdere Opiumwet uit 1919 verving. De Opiumwet is sindsdien vele malen is gewijzigd. De naam van de wet dateert uit de tijd dat opium de belangrijkste drug die de wet verbood en nog steeds verbiedt. In de Opiumwet wordt sinds 1976 onderscheid gemaakt tussen harddrugs (lijst I, artikel 2 en 10) en softdrugs (lijst II, artikel 3 en 11).

In beide gevallen is het in beginsel verboden om middelen die op de lijst staan:

A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen (smokkelen);
B. te telen, te bereiden, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.

De lijsten kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) worden gewijzigd, na voorlegging aan de tweede en Eerste Kamer. Elk van de Kamers kan bepalen dat de wijziging geregeld dient te worden bij wet in plaats van bij AMvB.

In bepaalde gevallen is er ontheffing mogelijk, bijvoorbeeld voor medicinaal gebruik. Op grond van een uitzondering in de Opiumwet mogen apotheken bepaalde stoffen (grondstoffen en bereidingen) in bezit hebben, zij worden echter verplicht deze stoffen correct op te bergen (in een speciale, afsluitbare ruimte) en een zeer nauwkeurige administratie bij te houden.

In de praktijk worden verder coffeeshops in bepaalde gevallen gedoogd, maar dit staat niet in de wet. Het in de handel brengen van producten die onder de Opiumwet vallen is dus strafbaar. De Opiumwet zelf is met slechts 15 artikelen tamelijk beknopt.

De hoogte en aard van de straffen wordt geregeld in de instructie van het Openbaar Ministerie, de zogeheten 'Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs (2018R013) en Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, harddrugs (2019R011) De hoogste straf op een delict uit de Opiumwet is twaalf jaar gevangenisstraf, voor drugssmokkel. Een andere wijze van straffen (ontnemeing) is te vinden in de Aanwijzing afpakken (2016A009).

Het gedoogbeleid wordt geregeld in Aanwijzing Opiumwet (2015A003). Deze aanwijzing heeft betrekking op de opsporing en de vervolging van personen die delicten uit de Opiumwet begaan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestuurlijke en strafrechtelijke aspecten van het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops en aan de vervolging van voorbereidingshandelingen met betrekking tot lijst II-middelen.

Omdat softdrugs minder schadelijk zijn voor de gezondheid dan harddrugs, gelden hiervoor soms andere regels. Wiet en hasj (cannabis) zijn soft drugs. Coffeeshops kunnen onder strenge voorwaarden wiet en hasj verkopen. Zij worden daarvoor niet strafrechtelijk vervolgd. Dit is de essentie van het gedoogbeleid. Ook vervolgt het Openbaar Ministerie personen niet als zij kleine hoeveelheden softdrugs bezitten. Het gaat hier om: maximaal 5 gram cannabis (wiet, hasj); maximaal 5 hennepplanten.

Wetten

AMVB's en andere KB's

Ministeriële regelingen

Nationaal beleid

logo button

Stichting Maatschappij en Cannabis
Redactie: Gerrit Jan ten Bloemendal, Jeroen Bos en Lisa Lankes
Redactionele bijdragen: Mauro Picavet
Fotografie: Gerrit Jan ten Bloemendal
contact mailadres

elke stem telt 600